Buddysysteem

Bij het buddysysteem ligt de nadruk op de waarde behulpzaamheid.

Waarom?

‘Een ondersteunende groep medeleerlingen is cruciaal voor de sociale integratie en de ontwikkeling van de leerling met een beperking’ (De Graaf, G.W., 1999; p 42).

In een inclusieve klas is het belangrijk dat er een sfeer van helpen aanwezig is. Er moet afgewisseld worden tussen helper zijn en geholpen worden. Het is echter een feit dat het kind met specifieke onderwijsbehoeften vaak meer geholpen wordt dan de andere kinderen van de klas.

Sommige klasgenoten zijn uit zichzelf enorm goede helpers. Anderen willen dit graag doen, maar weten niet hoe of durven het niet. Daarom kan een georganiseerd 'helpsysteem' opgezet worden. Het is wel belangrijk dat kinderen elkaar nog steeds spontaan helpen (Callens, 2018). 

Wat?

Een leerling met specifieke onderwijsbehoeften krijgt een andere medeleerling als buddy toegewezen. Het systeem wordt naargelang de context ingevuld. 

Op het moment dat de leerling buddy is, kan hij/zij naast het kind met de specifieke onderwijsbehoefte zitten in de klas. Indien de leerling hulp wenst, dan vraagt hij dat. Indien de buddy denkt dat er geholpen moet worden, vraagt hij/zij eerst aan de leerling of er hulp nodig is. Buddy's mogen niet steeds helpen, maar enkel wanneer het nodig is. Hiervoor is voldoende begeleiding door de leerkracht nodig. Sommige leerlingen stellen zich vlug afhankelijk op. Er zijn ook klasgenoten die te bazig zouden worden (Callens, 2018). 

 

Hoe?

Ik hield rekening met de context om het buddysysteem vorm te geven. Er zitten een groot aantal leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in de klas. Daarom koos ik ervoor om niet alleen voor R. voor een buddy te zorgen, maar om alle leerlingen op vaste momenten naast een buddy te laten zitten. R. gaf aan dat hij nooit iemand kon helpen. Ik vond het belangrijk dat hij zijn sterktes kon ontdekken en kon ondervinden dat hij ook een meerwaarde is in de klas. 

 

Ik stelde een sociomatrix (werkgerelateerd) op en liet de leerlingen via een vragenlijst aangeven wanneer ze iemand kunnen helpen en wanneer ze graag hulp willen. 

Op basis daarvan maakte ik buddy's voor de verschillende onderdelen van wiskunde, taal, wero en verkeer. Tijdens wiskunde en taal waren de buddy's leerlingen uit hetzelfde leerjaar. Voor wero en verkeer werkten leerlingen van het derde en vierde leerjaar samen. 

 

Voor de les projecteerde ik steeds de afspraken op het bord. Je vindt ze in het bestand hieronder.

Buddys
PowerPoint – 214,3 KB 561 downloads

Reflectie

Tijdens het reflecteren met de volledige klasgroep gaven veel leerlingen aan dat het fijn was om een buddy te hebben. Zo konden ze vlotter verder werken. Sommige leerlingen schreven ook in het boekje van hun buddy dat deze goed had geholpen. 

R. kreeg de kans om iemand anders te helpen met de tafels en deed dit na wat ondersteuning erg goed. 

Ik ondervond echter wel nog enkele aandachtspunten:

  • Het is belangrijk om duidelijke afspraken te maken rond het praten. In het begin was het voor de leerlingen enorm verleidelijk om te babbelen. Al snel werd er ook met andere leerlingen gepraat. De leerlingen kennen de term 'spionnenstem', er werd geregeld naar de bijhorende picto verwezen. 
  • Ik moest de leerlingen er in het begin vaak op wijzen dat ze niet constant samen moesten werken. Wanneer dit goed ging, was het een stuk stiller en rustiger in de klas. 
  • Ik had gezegd dat de leerlingen niet gewoon mochten afkijken, maar hulp moesten vragen zodat de buddy het kon uitleggen. Een leerling met ASS nam dit erg letterlijk en schermde zijn blad volledig af. Ik moest hier wat extra begeleiden. Nadat ik de afspraken nog eens herhaalde, lukte het wel. 
  • Ook al gebruikten de leerlingen hun spionnenstem, toch waren er soms wat teveel prikkels voor enkele leerlingen met ASS. Ik liet de leerlingen hun koptelefoon opzetten. Wanneer hun buddy iets wou vragen, spraken we af dat deze een tikje op de schouder mocht geven, dan werd de koptelefoon eventjes afgezet. 
  • Sommige leerlingen helpen uit zichzelf enorm goed. Andere leerlingen, die bijvoorbeeld goed konden hoofdrekenen, sloegen soms stappen over in hun uitleg. Hiervoor hadden ze wat ondersteuning nodig. Het hielp door te vragen: 'Hoe legt juffrouw dit uit?'
  • Om frustratie te vermijden moet er voldoende afwisseling zijn tussen het helpen en geholpen worden. R. heeft door zijn visuele beperking een trager werktempo. Toen hij iemand moest helpen, wou hij soms gewoon verder kunnen werken en geen tijd verliezen. Hij had ondersteuning nodig om rekening te houden met de andere, zoals iemand anders ook rekening met hem houdt.